zaterdag 28 februari 2015

Stadse fratsen

De laatste tijd merk ik dat ik meer afstand krijg tot de periode die wij in onze vorige woonplaats hebben gewoond. Waar ik het - het kan niemand ontgaan zijn! - niet bepaald naar mijn zin had, en dat is nog zacht uitgedrukt. De eerste weken en maanden daar voelden als een nieuw begin, wat het ook was, niet in de laatste plaats doordat we daar op tamelijk chaotische wijze arriveerden met ons nieuwbakken couveusekindje van drie weken oud. In het begin lieten we elkaar regelmatig schrikken in deze voor ons toen ruime woning: help! daar liep partner ineens in de garage, schrik! daar bleek ik ook op zolder te vertoeven. Dat gevoel van ruimte was er heel snel vanaf, zeker nadat steeds meer baby- en kinderspeelgoed en andere benodigdheden hun weg naar onze twee-onder-eenkapper vonden. Met de komst van zoon 2 was het officieel: we puilden uit het huis. Dat, toen we broeds waren, een onweerstaanbare glans van aantrekkelijkheid had bezeten. Verkeersluw straatje enzo.

Die eerste tijd was ook een time warp. Het dagelijks ritme hier leek verdacht veel op dat van onze jeugd. Tussen de middag reden en fietsten regelmatig werknemers (mannen natuurlijk) naar huis om warm te eten. Tussen de middag was de bakker dicht. TUSSEN DE MIDDAG! FOR CRYING OUT LOUD! Daar had je in Rotjeknor eens mee moeten komen! Nee, hier ging het zo: moeders kocht in de loop van de ochtend brood, haalde vast de boontjes af voor het avondeten, kinders kwamen tussen de middag thuis van school om een boterham te eten - van een continurooster had werkelijk nog niemand gehoord. En zo gaat het hier. Dajje-'t maar effe weet.

Daar kwamen wij met onze stadse fratsen. Wij waren de eersten die bij het consultatiebureau vroegen om hulp bij het inbakeren. Het consultatiebureau werd onmiddellijk een soort teaching hospital, en er werden hulptroepen - zelfs helemaal uit Twente - ingevlogen. Toen oudste naar school ging, waren wij alweer de eersten op die basisschool die vroegen om (vervoer naar) de BSO. Dat ging toen nog met een taxi - de BSO zat een stukje verderop - en de taxichauffeur heette volgens onze kleuter Mozzarella.

Toen wij in die eerste, ontspannen zomer een feest organiseerden voor vrienden en familie - als een soort verlate housewarming en om iedereen weer te zien na de hectische periode van bevalling en verhuizing - printte ik prachtige uitnodigingen en verzorgde ik samen met een goede vriend heel veel lekkere tapas. Stads natuurlijk, vooral die tapas. Ik had gewoon aan de deur moeten bellen en vragen of ze 'buurt kwamen maken'. Oooo, als ik het zo opschrijf word ik al bijna onpasselijk, en mijn vingertoppen jeuken om hier nu wat volstrekt ongepaste en ongenuanceerde opmerkingen tussendoor te gooien. Doe het natuurlijk niet, hoor. Wie wat sappige anekdotes wil, kan een reactie achterlaten met e-mailadres, en dan ben ik de beroerdste niet. Dan maak ik u deelgenoot van (bijna) al mijn frustraties. Om te beginnen met de roosjes, de wokvis en het ramen zemen.

Eén korte anekdote wil ik u niet onthouden: omdat ik graag Thais kook, was ik op zoek naar djeroek peroet-blaadjes. De arme groentenboer heb ik werkelijk de stuipen op het lijf gejaagd. De lieverd bleek het later nog wel te hebben nagevraagd bij de groothandel, maar djeroek peroet-blaadjes gingen alleen per doos van 3 kg, gaf hij mij voorzichtigheidshalve nog door, want je wist natuurlijk nooit wat die importmevrouw ging doen met die blaadjes. Neemt niet weg dat hij nog maandenlang een schichtige blik in de ogen kreeg als ik weer eens in de winkel kwam, en hij ineens heel snel ´achter´ iets moest gaan doen.